Print blogartikel
Blog
FNRS bewijst: online helpt offline.
5 februari 2021 | 2 minuten lezen
De Federatie van Ruitersportcentra (kortweg: FNRS) wilde haar merk vorig jaar opnieuw positioneren. Kernwaarden als kwaliteit, veiligheid en dierenwelzijn moesten meer zichtbaar zijn voor leden en niet-leden. Yard hielp bij de ontwikkeling van een online strategie en een communityplatform om hierbij te helpen.
FNRS was in eerste instantie ‘slechts’ op zoek naar een nieuwe website. Leden gaven aan op de oude site weinig informatie te kunnen vinden en kwamen daarom niet zo vaak langs. Een verbetering was absoluut noodzakelijk. Daarnaast zocht FNRS een manier om meer online verbinding te creëren.
'' Als vereniging voor hippische ondernemers waren leden van de FNRS namelijk vooral in de stal of manege te vinden, en niet achter een computer ''
Logisch, maar mede daardoor kwam er bij iedere (soms kleine) wijziging in bijvoorbeeld de ledenadministratie wel een hoop papierwerk kijken. Leden moesten bellen of mailen om een kleine adreswijziging door te voeren, om maar wat te noemen.
En als er tijdens een van de gezellige netwerkavonden van de FNRS werd gepraat over een gemeenschappelijk onderwerp, dan leverde dat weliswaar een goede discussie op, maar de eventuele uitkomst ging eigenlijk een beetje verloren. Kennis, bijvoorbeeld over de plaatsing van zonnepanelen op maneges, werd niet gewaarborgd.
Dat moest anders. Het resultaat na de gesprekken met Yard was een omvangrijk content- en community platform met een koppeling naar het CRM-systeem van FNRS, PerfectView. Leden staan online met elkaar in contact, kunnen kennis, bestanden en informatie uitwisselen, terwijl de administratieve kant ‘via de achterkant’ centraal is geregeld.
Binnen een aantal maanden had driekwart van de leden zich al online aangemeld. Een ongekend succes, aldus Robert van Almkerk, coördinator brancheontwikkeling van de FNRS. “Ik had mezelf tot doel gesteld dat na een half jaar de helft van de leden eens op onze site had gekeken. Dat is na enkele maanden al 75 procent. Dat zegt genoeg, volgens mij.”